JEROEN KLOPPENBURG SPOORZOEKER
Diersporen brengen je dichter bij de natuur
Jeroen Kloppenburg ontdekte dat hij dassen ging begrijpen door hun sporen te onderzoeken. Vervolgens bleek dat dit werkte voor alle dieren, én dat spoorzoeken licht werpt op wie we zelf zijn.
We zien een heup, een borstkas en een schedel. Een ruggengraat met wervels. “Dit is het karkas van een hinde”, zegt Jeroen Kloppenburg, misschien wel de enige Nederlander die fulltime met diersporen bezig is. “Een vrouwtje edelhert. Zie je, op de schedel zitten geen knobbels, de zogeheten rozenstokken. Dit hert had geen gewei. Het karkas ligt hier al even. Dát de botten er nog liggen is bijzonder. Normaal gesproken eten wolven hun hele prooi op. Behalve de maag en de ingewanden. Ze openen de buikholte, vaak bij de lies, en gaan er dan mee slepen. Dan vallen de ingewanden eruit. Misschien zijn deze wolven door een mens opgeschrikt.”
Wolven! Het kan dus echt. Tijdens een wandeling zomaar stuiten op het restant van een wolvenmaal, en dat gewoon in Nederland. Op deze nog wat donkere, doordeweekse ochtend voelt dat spannend. Zouden ze zich laten zien? “Waarschijnlijk zijn ze nu in hun rustgebied, daar in die bosjes, verderop”, zegt Kloppenburg. “Maar het is verstandig om af en toe even rond te kijken als je ergens wolvensporen vindt. Het kán zijn dat de wolf dichtbij is en vanaf een verhoging naar je staat te kijken.” Kloppenburg legt uit waar je een wolvenspoor aan herkent. “De grootte van de afdruk zegt niet alles; er zijn ook grote honden. Maar een wolf loopt nooit te drentelen. Zijn spoor gaat in een rechte lijn. Doelgericht.” En bij een drol: “Zie je die haren? Die wolf heeft een zwijn gegeten.”
Puzzelstukjes
In het begin zie je losse elementjes. Pas veel later besef je dat sporen gekoppeld zijn, ontdekte Kloppenburg. “Dát is het fascinerende van diersporen. Het zijn puzzelstukjes die in elkaar passen. Dat je door een bos loopt, een eekhoornnest ziet en wat verderop vraatsporen aan hazelnoten en dennenkegels, en beseft dat het allemaal van hetzelfde dier komt. Dan komt zo’n dier tot leven. Dankzij diersporen ga je de natuur echt anders beleven. Vaak zie je in een bos geen dieren, maar wél binnen een kwartier sporen van een vos, een boomklever, een marter, een eekhoorn, muizen, reeën. Dan weet je: ze zijn gewoon overal.” Omdat er zo veel sporen zijn, is het handig als iemand je een beetje op weg helpt. Bij Kloppenburg was die iemand Michel Grobbe. “Hij gaf een lezing en een excursie aan het klasje van de IVN natuurgidsenopleiding waar ik toen in zat. Hij leerde mij de systematiek. Als beginner vind je elk stukje informatie leuk en overzie je het geheel niet. Een puntje aan een uitwerpsel en je denkt: vos. Dat zegt men altijd! Maar aan dit soort weetjes heb je niets. Het puntje wijst er alleen maar op dat er haren zijn gegeten.”
Terwijl we lopen lijkt Kloppenburg niet te letten op de diersporen. Toch ontgaat hem weinig. “Dat gaat vanzelf. Het wordt een automatisme. Er valt ongelooflijk veel af te leiden uit diersporen. Alleen al aan de manier van lopen kun je zien welke diersoort het is, van welk geslacht, wanneer het dier ongeveer langs is gekomen en waarheen het liep, misschien zelfs of het gewond is.
“Het leuke is ook: diersporen zijn overal. In de stad zijn er uitwerpselen van knaagdieren en vogels, vind je insectensporen op bladeren en beuken nootjes in eiken, waar de boomklever ze in stopt. Zelfs in en om je huis zijn ze er. Stukjes slakkenhuis naast een steen in je tuin zijn een teken dat een zanglijster bezig is geweest. De vogel slaat de slakkenhuizen erop stuk.”
Leren van de dassen
Kloppenburgs fascinatie met spoorzoeken begon zo’n 30 jaar geleden, tijdens zijn militaire dienstplicht. “Ik was verkenner en moest uitvinden of de weg veilig was. Waaraan kon je zien of er mogelijk iets onder de weg was geplaatst? Waren er sporen die vertelden wat de vijand van plan was? Waren er sowieso mensen geweest? Ik vond het mega-interessant, maar bedacht niet meteen dat je dit ook voor dieren zou kunnen doen. Maar toen ik na mijn diensttijd een diersporengids in handen kreeg, werd ik gegrepen. In de gids maakte ik overal aantekeningen, verbeterde teksten en voegde dingen toe.”
Na zijn diensttijd wilde Kloppenburg eigenlijk boswachter worden, maar haakte af toen bleek dat er maar voor een van de 79 afgestudeerden werk was in Nederland. Hij probeerde verschillende beroepen uit, van bloemist tot 3D-animator, maar niets was het helemaal. “Vele jaren later hoorde ik over de natuurgidsenopleiding van IVN Natuureducatie. Die bleek een schot in de roos. Vanwege de les over sporen van Michel Grobbe waar ik over vertelde, maar ook omdat ik in de zoogdierenwerkgroep ging en onderzoek naar dassen ging doen.” Een halfjaar trok hij uit om rond Deventer dassen in kaart te brengen. “Niemand wist hoe het met ze ging, terwijl de das een ambassadeursoort van de stad was. Als eerste ging ik kijken bij de verhogingen in het landschap. Dassen houden ervan om hun schuilplaats daarin te maken. Vaak vond ik er inderdaad burchten. Dassen eten niet altijd hetzelfde, in het voorjaar als het regent regenwormen, in het najaar bijvoorbeeld maïs of op de grond gevallen fruit. Dan verplaatsen ze zich en maken ze nog een burcht. Dat gebruik van het landschap, in de ruimte en in de tijd, om dat helemaal zelf te ontdekken was geweldig. Net als de ontdekking dat die aanpak ook toe te passen is op andere dieren. Ik merkte ook dat het iets was wat wij mensen eigenlijk altijd hebben gekund. Miljoenen jaren hebben we voor onze veiligheid en onze voedselvoorziening iets moeten weten van diersporen. Daardoor hebben we een gevoel voor dingen die veranderen in het landschap. Onze hersenen zijn daar nog altijd op ingericht. Ik voelde gewoon dat er iets ontwikkeld werd wat er al zat.”
Samenleven
Ha, daar is weer een wolvenspoor. Zouden we er nog een zien? “Het kan gebeuren, maar een dier zien is nooit het doel van het spoorzoeken. Er ís geen doel, het gaat om de reis zélf. Het inzicht dat ontstaat. Even een spoor volgen en bij de wolf uitkomen past daar niet bij. Je moet je ook afvragen of je dat moet willen. Mensen hebben vaak totaal geen idee wat ze met hun gedrag veroorzaken. Een loslopende hond kan ervoor zorgen dat een ree de weg op vlucht en wordt doodgereden. Als we massaal uitrukken omdat ergens op de sociale media te lezen is dat daar en daar een wolf te zien is, verstoren we die juist. Het gaat ook over samenleven. Je bent met z’n allen, mensen en dieren. Iedereen maakt gebruik van een gebied. In het Westen kijken we naar de natuur als iets wat we moeten beheren, of beheersen, maar wij mensen hebben niet meer rechten dan de dieren.”
Dit artikel verscheen eerder in Roots Magazine. Het is geschreven door Marjolein van Rotterdam en maakt deel uit van de serie “In de ban van…”.